De zuidkust van IJsland is met stip de bekendste, meest bereden en makkelijkst begaanbare route van IJsland. Maar waarom? En wat is er te doen? Welke highlights zijn er te vinden en waarom zou je moeten kiezen voor de zuidkust? Juist voor een (eerste) kennismaking met dit prachtige eiland, is de zuidkust ‘the place to be’. Ik vertel je in deze blog graag waarom.
De pittoreske zuidkust van IJsland is een van de meest populaire regio’s voor bezoekers van het land. Het is namelijk de thuisbasis van enkele van de meest geliefde, natuurlijke attracties van IJsland, zoals het prachtige gletsjermeer Jökulsárlón en het ontzagwekkende Vatnajökull National Park.
Degenen die langs de schilderachtige kust reizen, zullen kennis maken met bijna eindeloze lavavelden, intimiderende kliffen en typische vissersdorpjes. Tot op de dag van vandaag beschouwen bezoekers zuid IJsland als de ideale (eerste) plek om IJsland te ontdekken.
Van Reykjavík tot Jökulsarlón
Het gletsjermeer van Jökulsárlón wordt in principe beschouwd als het einde van de route langs de zuidkust die je gaat afleggen. In een kleine 5 uur (enkele reis, met goed weer) kun je vanuit hoofdstad Reykjavik het ijsbergenmeer bezoeken. Maar echt een relaxte manier van reizen is dat natuurlijk niet. Wij raden je aan de tijd te nemen om álle highlights (en dat zijn er veel) onderweg ook te kunnen bezoeken. Onze tip: trek hier minimaal 7 tot 8 dagen voor uit.

Dit is nog niet alles…
Houd er rekening mee dat er ook tal van attracties in het zuiden van IJsland liggen, die geen deel uitmaken van de kustlijn, zoals de populaire Golden Circle, met Þingvellir National Park, de Gullfoss-waterval en het geothermische gebied van Geysir. Hieronder volgen daarom alleen de belangrijkste attracties langs de kustlijn (en daarmee langs de ringweg nr. 1 van IJsland), van de meest westelijk gelegen Reykjadalur-vallei tot het meest oostelijk gelegen Jökulsarlón gletsjermeer. Maar het zuiden van IJsland heeft zelfs dán, nog zoveel meer te bieden!
Als deze highlights je al aanspreken, dan zou ik snel een reisje plannen, want er is nog zoveel meer te ontdekken in zuid IJsland!
Reykjadalur vallei
Deze vallei staat wellicht niet bij iedereen op de ‘to see list’ maar zou daar wel degelijk op mogen komen! De ‘smokey valley’ of eigenlijk beter gezegd de stoomvallei is bekend vanwege de warme rivier waarin gebaad kan worden. Maar de vallei zelf is meer dan alleen de rivier en je kunt er prachtige wandelingen maken. Het prachtige groene heuvellandschap wordt onderbroken door de stoombronnen, watervallen en geothermische bronnen.

Je vindt de vallei bij het dorp Hveragerdi, een dorp van ca. 2500 inwoners, gelegen op pak ‘m beet 3 kwartier rijden (ten oosten) van Reykjavik. Eenmaal in het dorp aangenomen rijd je er als het ware dwars doorheen, waarna je de gravelweg naar de vallei bereikt. Aan het einde van deze gravelweg parkeer je je auto en begin je met de wandeling. Deze duurt ca. 50 tot 70 minuten, tot je bij de eerste gebieden aankomt waar je kunt badderen. Let wel op het verschil in temperatuur!
Er gaat een bus naar Hveragerdi, maar niet naar de parkeerplaats waar de wandeling gestart kan worden. Het is dus slimmer om dit gebied te bezoeken wanneer je een huurauto hebt.

Vestmannaeyjar – de Westman eilanden
Vestmannaeyjar is zowel een dorp als een archipel en is te vinden voor de zuidwestkust. De eilanden worden samen de Westman eilanden genoemd, vernoemd naar de eerste kolonisten van dit gebied, de Ierse Monniken ofwel, ‘mannen van het westen’.
In totaal bestaat de archipel uit 15 eilanden en rond de 30 zeestapels en scheren. Er wordt gedacht dat ze 10 tot 12.000 jaar gelegen gevormd zijn, wat ze vrij jong maakt in geologische termen. Nu is IJsland sowieso erg jong, geologisch gezien, we hebben hier al eerder een blog over geschreven.

Het grootste eiland, Heimaey, is het enige bewoonde eiland van de archipel. Momenteel wonen er zo’n 4200 mensen. De andere eilanden zijn ofwel volledig onaangetast door de mens, of huizen een eenzame jachthut hier en daar, waar enkel in de zomermaanden bezoekers welkom zijn.
Een van de hoofdredenen dat reizigers deze eilandengroep bezoeken is de natuurlijke biodiversiteit. Je vindt hier álle zeevogels die je op IJsland kunt vinden, inclusief zeekoeten, jagers, noordse sterns, papegaaiduikers, IJslandse meeuwen en drieteenmeeuwen.

Dankzij het microklimaat van dit gebied nestelen miljoenen vogels in de kliffen van de eilanden elke lente en vertrekken ze weer aan het einde van de zomer. Omdat het vogelleven zo belangrijk is voor de eilandengroep, is de papegaaiduiker hun boegbeeld.
Om op de eilanden te komen reis je per ferry (evt. inclusief auto) vanaf Landeyjahöfn naar Heimaey. Je hoeft je auto niet mee te nemen, want Heimaey is klein en gemakkelijk te voet te ontdekken. De overtocht duurt ca. 35 minuten en het is slim deze vooraf te boeken. Het alternatief is vliegen vanaf Bakki airport, gelegen naast de haven. De vlucht duurt slechts 10 minuten.

Seljalandsfoss waterval
De Seljalandsfoss waterval is misschien wel één van de belangrijkste stops op de route langs de zuidkust. Dit komt mede door de mogelijkheid áchter de waterval langs te kunnen lopen! Veel (amateur) natuurfotografen grijpen daarom maar wat graag de kans vanachter de waterval een plaat te schieten. In de winter moet je wel oppassen, want het kan verraderlijk glad zijn. Als het te gevaarlijk is, is het wandelpad afgesloten. Maar ook het vooraanzicht van deze waterval is de stop meer dan waard!

De waterval is 60 meter hoog en het water vindt zijn oorsprong bij de vulkanische gletsjer Eyjafjallajökull (je weet wel, van de uitbarsting en de aswolk in 2010).
Het is de moeite waard het pad noordwaarts te nemen om de verstopte Gljúfabrúi waterval te ontdekken. Deze kleine waterval is letterlijk verstopt in een kloof tussen de zeekliffen. Ook dit is een fotografen-walhalla.
En niet alleen fotografen vinden dit plekje de moeite waard, de waterval schittert in meerdere videoclips en films.
Seljavallalaug
Op ca. 23km ten oosten van de Seljalandsfoss vind je het buitenzwembad Seljavallalaug. Dit is één van de oudste zwembaden van IJsland en vindt zijn oorsprong in 1923. Ooit was het ook IJslands grootste zwembad, met een breedte van 10 meter en een lengte van 25 meter, maar deze titel werd verloren in 1936.
Het zwembad is, ondanks zijn grootte en leeftijd, gratis te bezoeken en daarom een stop waard. Een bad is wel op eigen risico en het water is hoogstens lauw, dit komt omdat natuurlijk warm water van de berghelling naar beneden sijpelt, het bad in.

Veel bezoekers valt de vreemde groene schaduw op, die het zwembadwater vaak krijgt, een gevolg van de algen die aan de zijkanten en bodems van het zwembad groeien. Het zwembad wordt één keer per jaar schoongemaakt. Bezoekers zijn verplicht om al het afval mee te nemen en niets achter te laten. Er zijn geen douches of badkamers op het terrein, maar een klein huis waar bezoekers beschutting kunnen zoeken om zich om te kleden, en dat is ook aan de bezoekers om het netjes en opgeruimd achter te laten.
Om er te komen sla je linksaf van de ringweg nr. 1 naar weg nr. 242 tot je bij een parkeerplaats aankomt. Hier vandaan loop je in ca. 15 tot 20 minuten naar het zwembad.
Solheimajökull gletsjer
Een klein ritje links van de ringweg brengt je naar de voet van de Solheimajökull, een uitloper van de grotere Myrdalsjökull gletsjer. Wanneer je een gletsjerwandeling hebt geboekt is dit het startpunt en waar je de gids ontmoet. Zonder gids mag je de gletsjer niet op, het is simpelweg te gevaarlijk. Maar mét zon gecertificeerde ‘partner in crime’ kan je ontdekken hoe magnifiek een gletsjer is en werkt.

Ook als je niet op de gletsjer wilt wandelen is het een stop waard, simpelweg voor de ijsmassa staan en even ervaren hoe nietig de mens is, is heel bijzonder! Vanaf de parkeerplaats is het ca. 15 minuten lopen naar de tong, langs imposante bergen en het gletsjermeer wat zich voor de tong heeft geplaatst. Wist je dat hier kunt kajakken?

US NAVY DC-3 Solheimasandur vliegtuigwrak
Voor vele jaren lag de DC-3 verlaten op het strand, overgelaten aan de elementen. Dankzij een brandstoffout in 1973 stortte het vliegtuig neer op het zwarte zand van Sólheimasandur strand, gelegen tussen Hvolsvöllur en Vík í Mýrdal. Er zijn godzijdank geen levens te betreuren geweest tijdens de crash.
Sinds de crash ligt het vliegtuig op dit strand en zijn witte, afgebladderde verf creëerde een schril contrast met het gitzwarte strand. Het is in feite bijna kunst, zo te midden van de ongerepte natuur.

De IJslanders vonden het nooit heel interessant, maar sinds het toerisme in IJsland een kick-start heeft genomen, is het voor reizigers zeker een place to be. Het is daarom tegenwoordig misschien niet meer zo ongerept, aangezien je zelfs een bus van onze partner Arcanum naar het wrak kunt nemen. Voor de sportievelingen is de wandeling naar het wrak ca. 45-60 minuten.
Skogafoss waterval
We zijn aangekomen bij één van de grootste watervallen van IJsland met een val van 60 meter en een breedte van 25 meter is de Skógafoss met recht één van de grootste attracties van de zuidkust.
Als bezoeker loop je zo van de parkeerplaats (héél dichtbij de ringweg gelegen) naar de waterval toe. Omdat de waterval voor veel stuifwater zorgt is het niet ongewoon dat er een regenboog of 2 te vinden zijn, wat zorgt voor fantastische foto’s. Omdat je zo dichtbij het water kunt komen, voel en ervaar je de kracht van de natuur. Ook hier moet je in de winter oppassen, want het kan verraderlijk glad zijn.
Het leuke van deze plek is dat je de trap rechts van de waterval omhoog kunt nemen om deze bijzonder plek van bovenaf te bewonderen. Ook deze waterval, net als ‘neefje’ Seljalandsfoss, heeft meerdere keren mogen ‘shinen’ in films en series.

Dyrholaey schiereiland
De oorsprong van Dyrhólaey gaat terug naar toen het een vulkanisch eiland, los van het vasteland was, bekend als ‘cape Portland’. Vandaag de dag is Dyrhólaey vastgegroeid aan het vaste land en daarmee een schiereiland geworden.
Dit voorgebergte is vooral bekend om zijn fantastische uitzichten over de zuidkust, de vogels die Dyrhólaey’s torenhoge kliffen gebruiken als nest en de enorme rotsboog die het tafereel domineert.

Voor de reiziger die Dyrhólaey op zijn lijstje heeft staan wordt het een traktatie. In het noorden heb je zicht op de Mýrdalsjökull gletsjer terwijl oost- en westwaarts je zicht hebt op Reynisdrangar en de kust richting het dorp Selfoss (123km verderop).
Een belangrijk gegeven is dat Dyrhólaey privébezit is en in de maanden mei en juni afgesloten wordt door de eigenaar. Dit geeft de nestelende zeevogels alle rust om hun jongen uit te broeden. Je kunt hier in de omgeving dus veel zeevogels spotten, maar pas op voor de noordse stern, deze vogel beschermt zijn nest nogal agressief…

Reynisfjára strand
Dit zwarte zandstrand is te vinden tussen Vík í Mýrdal en Dyrhólaey, op ca. 180km van Reykjavik. Deze plek is heel typerend voor de vulkanische kustlijn die de IJslandse kust zijn karakter geeft. Het is daarom ook een heel mooi plekje voor een stop.
Hier geniet je van een landschap wat bepaald wordt door zijn verre berglandschappen, torenhoge rotswanden en betoverende rotsformaties. Fun fact: in 1991 riep National Geographic Reynisfjára uit tot een van de 10 mooiste niet-tropische stranden ter wereld.

Wat het landschap hier echt bepaald is de 15 meter hoge basaltrots Reynisdrangar, gelegen in zee iets van de kust af. Er zijn uiteraard vele verhalen over waarom en hoe deze rots daar staat. Zo is één van de bekendste verhalen dat het de versteende resten van 3 trollen zijn. De trollen zouden een boot aan land willen slepen, maar versteenden toen de zon op kwam.
Anderen zullen zeggen dat het een bevroren opdruk is van een lang verloren driemaster en nog een verhaal doet geloven dat Reynisdrangar de overblijfselen zijn van trollen die versteend zijn door een wraakzuchtige echtgenoot, nadat hij erachter kwam dat zij zijn vrouw vermoord hadden.
Hoe het ook zij, Reynisdrangar herbergt een schat aan nestelende zeevogels, waaronder papegaaiduikers, stormvogels en zeekoeten.

Wanneer je langs de kust gaat wandelen heb je ook zicht op zeshoekige rotsformaties die de kliffen als het ware versieren. Deze basaltkolommen staan bekend als Gardar en doen denken aan de Giant’s Causeway in Ierland.
Gardar is gevormd na een uitbarsting waarbij lava in de loop van de tijd afkoelt en een proces start wat ‘zuilvormige verbindingen’ wordt genoemd. Ook hier dus een geologisch pareltje tussen alle vogels en zwarte zand.
De reizigers die Reynisfjára gaan bezoeken moeten wel gewaarschuwd worden. Dit strand is berucht om zijn sterke en onvoorspelbare stroming en er zijn al meerdere (ernstige) ongelukken gebeurd. Dit is geen fabel maar een feit en komt door de onvoorspelbare “Sleeper Waves” die snel langs de kust stromen. Dit soort golven wordt ook wel “Sneaker Waves” of “Rogue Waves” genoemd. Daarnaast is het water ijskoud waardoor je al snel machteloos bent als het water je meesleurt. Het is dus van belang dat je hier doet wat je verteld wordt door middel van borden en waarschuwingen.

Vík í Mýrdal
Dit kleine dorp wordt vaak aangedaan als lunchstop of shop-stop. Er is hier onder andere een bekende wolwinkel te vinden waar je de Lopapeysa kunt kopen, de IJslandse trui (of muts, handschoenen etc.). Je zou denken dat dit een echt vissersdorp is, maar de oplettende kijker valt al snel het gemis van een haven op.
Er wonen ca. 300 mensen in Vík, toch is het één van de grootste dorpen in een 70km omtrek. Daarom is dit wel een heel belangrijk dorp. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat er meer dan 1000 hotelbedden te vinden zijn in dit kleine dorp.
De ligging van het dorp is direct ten zuiden van de Myrdalsjökull gletsjer, wat inhoudt dat ook de Katla vulkaan érg dichtbij is, deze ligt namelijk onder de ijskap van de gletsjer. Katla is sinds 1918 niet uitgebarsten, maar dat zegt niks…
Aangenomen wordt dat een uitbarsting van Katla glaciale overstromingen zou veroorzaken die groot genoeg zijn om het dorp volledig te verwoesten, met uitzondering van de Vík í Mýrdal-kerk, die met zijn rood dak parmant op de heuvel ,hoger dan de rest van de stad, is geplaatst. Er zijn daarom regelmatig evacuatieoefeningen bij de kerk.

Fjadrárgljúfur kloof
Deze kloof is vrijwel onuitspreekbaar voor reizigers, maar om een poging te wagen: Fyath-raor-glyu-fur. De IJslandse taal blijft bijzonder, zie ook de speciale blog die we er eerder over schreven.
Deze kloof herbergt een 2 kilometer lange rivier, is ongeveer 100 meter diep en heeft steile wanden en smalle paden. De kloof is erg veranderd in de 9000 jaar dat hij bestaat maar vandaag de dag kunnen bezoekers het wandelpad bovenaan de kloof bewandelen maar ook echt ín de kloof wandelen. Je zult hiervoor wel wat water moeten trotseren.
Het gesteente van Fjaðrárgljúfur is palagoniet en dateert uit koele periodes tijdens de laatste ijstijd, ongeveer 2 miljoen jaar geleden. De kloof heeft zijn vreemde en kronkelende vorm gekregen door de rivier Fjaðrá, die begint bij de berg Geirlandshraun. Hier, maar eigenlijk overal in IJsland, geldt dat je enkel op de paden mag wandelen. Wijk je van de paden af, dan beschadig je kostbare natuur, zoals het mos.

Kirkjubæjarklaustur
Nog zo’n tongbreker, maar laten we het bij Klaustur houden, zo wordt dit kleine dorp vaak genoemd. Er wonen hier ongeveer 500 mensen en het is de enige plek, tussen Vík en Höfn, waar een tankstation, supermarkt, postkantoor en een bank te vinden is.
Klaustur heeft een lange en belangrijke geschiedenis in de IJslandse cultuur. Het is met die reden dat zo’n klein dorp, zo’n belangrijke trekpleister is voor bezoekers.
Lang voordat de Noormannen hun intrede deden, was Klaustur de woonplaats van de Ierse Monniken tot in 1186 een klooster van Benedictijnse nonnen opgezet werd, dit was in gebruik tot de reformatie midden 1500.

In de oudheid heette het dorp “Kirkjubær” (Kerkboerderij) en diende het als de locatie waar de plaatselijke predikant zijn “Vuurpreek” hield. Dit gebed zou de woedende Laki-uitbarstingen in de IJslandse Hooglanden hebben gestopt (in 1783) en redde de kerk van de stad.
Vandaag de dag kan je de kapel bezoeken is in 1924 gebouwd is als herinnering aan deze gebeurtenis.

Kirkjugolf
Kirkjugólfið (“De Kerkvloer”) is een 80 m² vierkant stuk zuilvormige basaltrots, geprint in een veld net ten oosten van het dorp Kirkjubæjarklaustur. Ondanks de naam van deze attractie (kerkvloer) is deze plek volkomen natuurlijk, een resultaat van een afkoelende lavastroom die samentrekt en vervolgens barst in een reeks afzonderlijke zeshoekige kolommen.
Er is dus nooit een kerk op de site geweest, alleen een toespeling op een kerk. Desondanks heeft het hele gebied zijn geschiedenis diep geworteld in mystiek; Er wordt gezegd dat Kirkjubær zo betoverd en heilig was voor de vroege christelijke kolonisten dat heidenen daar geen voet konden zetten.
De legende beweert dat Ierse kluizenaars (Papar) – de eerste kolonisten in het gebied – degenen waren die deze beschermende spreuk uitspraken. Eén verhaal stelt zelfs dat een jonge heiden, Hildir Eysteinsson, niet geloofde dat dergelijke magie mogelijk was en daarom probeerde hij naar Kirkjubær te verhuizen. Toen hij voet op het land zette, viel hij onmiddellijk dood neer.
Gelukkig voor de niet gelovigen onder ons is deze betovering nu, blijkbaar, opgeheven. Heidenen en mensen van welke religie dan ook of het ontbreken daarvan, zijn vrij om Kirkjubær naar hartelust rond te dwalen.

Dverghamrar
Dverghamrar (“Dwarf Cliffs”) is een gebied met zeshoekige basaltkolommen in Zuid-IJsland, ongeveer 10 kilometer ten oosten van Kirkjubæjarklaustur. Dverghamrar is een beschermd nationaal monument. Dit gebied is een uitstekend voorbeeld van hoe mysterieus en raadselachtig de IJslandse natuur kan zijn.
Volgens de folklore was Dverghamrar ooit het huis van dwergen, elven, verborgen mensen en alle andere bovennatuurlijke wezens. Ze waren niet alleen bovennatuurlijk, maar ze vormden ook een belangrijk onderdeel van de IJslandse interpretatie van het christendom en fungeerden als volgelingen van deze nieuwe monotheïstische religie. Christelijke “verborgen mensen” worden in de IJslandse folklore “Lichtelfen” genoemd.

Een van de redenen waarom IJslanders dit geloofden, is te wijten aan een volksverhaal uit 1904 wat om een jonge vrouw draait die beweerde etherische zang uit Dverghamrar te hebben gehoord, ondanks het feit dat ze kon zien dat de plek verlaten was. Toen ze beter luisterde, herkende ze het lied als een christelijke hymne, ‘De Vader in de hemel’.
Er wordt gezegd dat Dverghamrar gebouwd is door deze etherische wezens en dit wordt geloofd aangezien wetenschappelijk bewijs dat het níet zo is ontbreekt. Het gebied is echter op eenzelfde manier ontstaan als Kirkjugolf, door afkoelende lava wat snel samentrok en daardoor zorgde voor de diepe en karakteristieke scheuren in de rotsen.

Skaftafell Natuurreservaat
Skaftafell is een bescherm gebied, gelegen in de regio van Öraefi (‘de woestenij’) in zuidoost IJsland. Het was ooit zelf een Nationaal Park, met bestaansrecht vanaf 1967. Maar sinds juni 2008 is het onderdeel van het grote Vatnajökull Nationaal Park.
Skaftafell werd oorspronkelijk niet lang na de eerste nederzetting van IJsland bewoond als een boerderij en was zelfs de locatie voor een aantal administratieve vergaderingen tussen verschillende Chieftains.

De uitbarsting van de Öraefajökull in 1362 heeft ervoor gezorgd dat het gebied lang onbewoonbaar werd verklaard. Daarom dat het ‘de woestenij’ als naam heeft gekregen.
Na verloop van tijd werden er steeds meer boerderijen in het gebied gevestigd, hoewel ze elk met onoverkomelijke uitdagingen werden geconfronteerd, variërend van de onvruchtbare grond tot frequente glaciale overstromingen en aswolken van de nabijgelegen vulkaan Grímsvötn. In 1988 werd de landbouw in het gebied uiteindelijk stopgezet.

Vandaag de dag herbergt de regio een ongelooflijke schoonheid, de hoogste berg van het land, Hvannadalshnúkur, evenals de hoogste waterval van het land, Morsárfoss. Er is een schril contrast tussen de met groene berken begroeide vruchtbare grond direct naast de enorme Vatnajökull-gletsjer, waardoor dit een van de populairste wandelgebieden van IJsland is.
Zo kun je vanaf het visitor centre een wandeling maken naar de verbluffend mooie Svartifoss waterval, welke omringd is met basaltkolommen, of een wandeling naar de gletsjertong.

Vatnajökull Nationaal Park
Deze gelijknamige gletsjer domineert het Nationaal Park en is de grootste van Europa met een totaal oppervlak van 8100 km2 en een gemiddelde breedte van 400 tot 600 meter. De maximale breedte in hoeveelheid ijs is ongeveer 1km en huist meer dan 30 uitlopers en tongen, om maar aan te geven hoe enorm deze gigant van een gletsjer is.
Het Nationaal Park bedekt ongeveer 11% van het eiland en herbergt kloven, bergen en zelfs vulkanen en bewijst hiermee wederom waarom IJsland het land van vuur en ijs is. Sommigen van IJslands meest actieve vulkanen zijn onder de gletsjer te vinden, denk daarbij aan Grímsvötn, Öraefajökull en Bardarbunga.

Vatnajökull is één van de 3 Nationale Parken op IJsland, maar zonder twijfel de grootste, omdat het zowel Skaftafell Nationaal Park heeft ingenomen in 1967 maar ook Jökulsárgljúfur in 1973 (een kloof en ooit dus een Nationaal Park van zichzelf).
De andere Nationale Parken zijn Thingvellir in de Golden Circle en Snæfellsjökull op het schiereiland Snaefellsnes. Het Vatnajökull Nationaal Park is opgezet in 2008 om de fauna te beschermen.
Omdat het zo immens groot is, zijn er eindeloos veel activiteiten, maar het Nationaal Park staat vooral bekend om de gletsjerwandelingen en sneeuwscootertours die het hele jaar gedaan kunnen worden én de magnifieke natuurlijke ijsgrotten in de gletsjers die je in de wintermaanden kunt bezoeken. Het merendeel van het park is enkel toegankelijk per 4×4 terreinwagen.

Jökulsarlón gletsjermeer
We zijn aangekomen bij het laatste punt van deze reis langs de zuidkust. Het ijsbergenmeer Jökulsarlón heeft misschien wel enkele van de mooiste uitzichten van IJsland. De serene schoonheid van het gebied wordt gekenmerkt door ijsbergen in het meer, zeehonden die er rustig tussendoor zwemmen of op ‘zonnebaden’ en de indrukwekkende bergen en ijskappen van het Nationaal Park eromheen. Dit wordt ook wel eens het kroonjuweel van IJsland genoemd, en zodra je er bent snap je waarom.

Het meer wordt altijd groter, omdat deze wordt gevormd door de gletsjer die grote stukken ijs afkalft. Door de opwarming van de aarde neemt dit fenomeen snel toe, en Jökulsárlón is nu het diepste meer van IJsland en bereikt een grootte van 18km2 vanaf het moment dat het voor het eerst werd gevormd rond 1934-1935. Vanaf de jaren ’70 is het in omvang verviervoudigd.

Diamond beach
Aan de andere kant van het meer vind je Diamond Beach, het zwarte zandstrand waar de ijsbergen, afkomstig van het meer, weer aanspoelen. Het doet zijn naam echt eer aan, want het lijkt alsof je tussen diamanten loopt en het contrast met het zwarte strand is misschien wel een van de mooiste dingen die je gaat zien.
Omdat de ijsbergen door het water tuimelen is er geen hetzelfde, waardoor ook geen foto van het strand hetzelfde is. Echt uniek dus!

Ben je er over uit? Die reis langs de zuidkust móet je toch maken?!